Monnikskap (Aconitum) is een geslacht van vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
Het geslacht kent 300 - 400 soorten[1][2] De wetenschappelijke naam is mogelijk afkomstig van het Griekse woord ἀκόνιτον, wat "zonder strijd" betekent. Een andere verklaring verwijst naar de berg Akonitos in Pontos. Volgens Plinius verwijst de naam naar de oude havenstad Aconis aan de Zwarte Zee.[3]
De bloemen vormen meestal eindstandige trossen.[2] Het bovenste bloemblad heeft de vorm van een helm of monnikskap, waaraan het geslacht zijn Nederlandstalige naam te danken heeft. De 5 bloembladen zijn geel, paars of blauw. De bladen zijn meestal diep gedeeld tot gespleten,[2] zelden ongedeeld.
De soorten van dit geslacht komen vooral voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond.[2] Van de 300-400 soorten komen er ruim 200 voor in China.[2] De voornaamste standplaatsen zijn vochtige bodems van bergweiden.[4]
In Nederland en België komt slechts een soort van nature voor, de gele monnikskap (Aconitum vulparia).[5] In de zomer van 1979 werd de blauwe monnikskap (Aconitum napellus) waargenomen in het Nederlandse natuurgebied 'Quakjeswater' bij Rockanje.[6]
Soorten die in de bergen van Europa voorkomen:[7]
Andere soorten buiten de Benelux:
Monnikskap kan vermeerderd worden door knolvorming. Voor de kweek van de plant kan het beste vochthoudende, licht beschaduwde grond worden gebruikt. Ook in de zon kunnen de planten goed gedijen, mits de grond niet uitdroogt. Het planten kan het beste gebeuren in het najaar of vroeg in het voorjaar. De bloeitijd loopt van juli tot en met september. Monnikskap vindt toepassing in de siertuin en wordt ook wel geoogst als snijbloem.
Veel soorten planten in dit geslacht zijn sterk giftig. Dat geldt voor alle delen, zelfs voor de honing.[8] Ze bevatten het gif aconitine, een alkaloïde en sporen van verwante alkaloïden. Zelfs sap van de plant op de huid kan een heftige reactie teweegbrengen.
Soorten in dit geslacht dienen als waardplant voor onder andere de egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), Eupithecia coagulata, Heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), boksbaardvlinder (Amphipyra tragopoginis), Blepharita amica, ridderspooruil (Periphanes delphinii), gelduil (Polychrysia moneta) en de bladroller Aterpia charpentierana.[9]
Het is ook de primaire voedselbron voor Bombus consobrinus.[10][11]
Aconitum komt in een aantal culturele uitingen voor, zoals:
Bronnen
... · Aconitum (Monnikskap) · Actaea · Adonis · Aquilegia (Akelei) · Anemone (Anemoon) · Caltha (Dotterbloem) · Clematis · Consolida (Ridderspoor) · Delphinium (Ridderspoor) · Eranthis · Helleborus (Nieskruid) · Hepatica · Myosurus · Nigella (Nigelle) · Pulsatilla · Ranunculus (Boterbloem) · Thalictrum (Ruit) · Trollius · ...
Monnikskap (Aconitum) is een geslacht van vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
Het geslacht kent 300 - 400 soorten De wetenschappelijke naam is mogelijk afkomstig van het Griekse woord ἀκόνιτον, wat "zonder strijd" betekent. Een andere verklaring verwijst naar de berg Akonitos in Pontos. Volgens Plinius verwijst de naam naar de oude havenstad Aconis aan de Zwarte Zee.