De olijf is de vrucht van de olijfboom (Olea europaea), een boom van de olijffamilie (Oleaceae). Het geslacht Olea telt ongeveer 20 soorten met een groot verspreidingsgebied, voornamelijk in de Oude Wereld. De olijf zelf wordt gegeten en uit de pit en het vruchtvlees wordt olijfolie gewonnen. De olijf is traditioneel en ook vandaag de dag nog een van de belangrijkste landbouwproducten van onder andere de landen rond de Middellandse Zee.
Olijfbomen hebben zich circa zesduizend jaar geleden verspreid vanuit Armenië naar Palestina en vandaar naar de gebieden rond het oostelijk deel van de Middellandse Zee, zoals Syrië en Anatolië.
Al duizenden jaren wordt de boom in de literatuur van landen rond de Middellandse Zee genoemd, zoals in Griekse mythologie en Tenach. Volgens de Griekse mythologie schonk Pallas Athene in haar wijsheid een olijfboom aan de stad Athene. Nog steeds staat er daarom een olijfboom op de Akropolis. In de cultuur van het Joodse volk wordt de boom nog steeds als symbool van vrede en geluk gezien.
Rond 600 v.Chr. verspreidde de teelt van olijfbomen zich naar Griekenland, Italië, Noord-Afrika en andere mediterrane landen. Ook in andere delen van de wereld, zoals Australië, Florida, Brazilië, Mexico, en China worden tegenwoordig olijven geproduceerd.
Olijven worden volop in landen met een mediterraan klimaat geteeld, warme droge zomers en relatief milde winters zijn een zeer geschikt klimaat. Andere teeltgebieden zijn Australië en Californië waar een gele olijf gekweekt wordt. De olijf groeit uit tot een groenblijvende boom van een meter of negen. Er bestaan een twintigtal soorten van het geslacht Olea. Er zijn veel soorten olijven met grote en kleine vruchten.
De olijvenoogst vindt in het late najaar plaats. Er zijn verschillende manieren om de olijven te plukken. Ten eerste kan met een emmertje de boom in geklommen worden, waarna de olijven in het emmertje geritst worden. Ten tweede kan er een net of (plastic) kleed onder de boom gelegd, waarna de boom geschud wordt, en de takken met stokken bewerkt worden zodat de olijven in het net of kleed vallen. Ten derde kunnen de olijven met een soort harkjes van de takken getrokken worden. Ook dan vallen de olijven in een net of kleed, dat daarna samengevouwen wordt, waarna de olijven in een mand of krat geschud worden. Er is ook een elektrische variant van de hark in gebruik, waarbij de 'hark' ronddraait.
Na de oogst worden de vruchten naargelang van hun soort ingelegd in zuur, alkalisch of aan de lucht blootgesteld. Olijven worden niet vers van de boom gegeten. Ze worden eerst een paar maanden tot een jaar in een zoutwaterbadje gelegd om de bittere smaak te verwijderen. Het proces kan worden versneld door de schil in te kerven of door de olijven na het plukken kort in te vriezen, waardoor het zout sneller door de vrucht wordt opgenomen.
Olijven kunnen in allerlei gerechten verwerkt worden. In Griekenland worden ze veelal met wat feta (geiten- of schapenkaas) gegeten. Verder eet men ze als onderdeel van salades, op pizza's en andere maaltijden. Veel olijven worden niet ingemaakt, maar door middel van persing tot olijfolie verwerkt, een vloeistof die zeer veel toepassingen heeft zoals voor het bereiden van voedsel, als brandstof voor verwarming en verlichting, als geneesmiddel of als basis voor cosmetica (bijvoorbeeld zeep).
Er vallen meer soorten olijven te onderscheiden. In het Grieks wordt onderscheid gemaakt tussen onder meer zes verschillende soorten: elitses (klein van formaat, met weinig vruchtvlees), kalamata (grote zwarte olijf), thasos, Ionische groene en throumpes (gerimpelde olijven). Het onderscheid tussen de groene en de donkere (zwarte) olijven is het bekendst. Onrijpe olijven zijn groen, rijpe zijn zwart, diepbruin of paars. Vers geplukte olijven zijn niet direct voor consumptie geschikt. Pas nadat ze 6 maanden in een zoutbad zijn ingelegd, is de bittere smaak verdwenen en zijn ze geschikt voor consumptie.
De zwarte olijven zijn zachter en wat sterker van smaak. Groene olijven worden ook kunstmatig zwart gemaakt. Dit geldt bij het merendeel van de zwarte olijven. Het kleuren gebeurt door middel van een oxidatieproces door onderdompeling gedurende 6-8 uur in natronloog (caustische soda). Voor het kleurbehoud in pot of blik is ferroglucose als stabilisator toegevoegd. Door deze behandeling verdwijnt tevens de bittere smaak. Rijpe vruchten zijn te zacht om mechanisch te ontpitten, dus zijn ontpitte zwarte olijven meestal kunstmatig gekleurd.
Volgens het Voedingscentrum behoren olijven tot het fruit. 100 gram olijven leveren een energiewaarde van 111 kcal. Verder bestaat 100 gram olijven uit 11,0 g vet, 4,0 g voedingsvezel, 1 g eiwit, 0,0 g koolhydraten, 2,0 mg vitamine E, 0,020 mg vitamine B6, 2,250 g natrium, 5,625 g zout, 91 mg kalium, 22 mg magnesium, 61 mg calcium, 17 mg fosfor, 1,8 mg ijzer, 1 µg seleen, 0,23 mg koper en 0,22 mg zink.[1]
De boom waaraan in de loop der eeuwen de eetbare olijven zijn ontstaan is de ondersoort Olea europaea subsp. sylvestris. In Oost-Afrika komt nog een andere ondersoort voor, Olea europaea subsp. cuspidata, met kleine olijven die nauwelijks eetbaar zijn. In de hooglanden van Ethiopië komt deze Afrikaanse wilde olijf vaak voor in kerkbossen, kleine resten natuurlijk bos in een verder vaak boomloos landschap. Door onderling kruisen bestaan er vandaag de dag meer dan 80 varianten olijfbomen.
De boom groeit aanvankelijk relatief langzaam, heeft een dikke stam en lange wortels. Vanwege de groei van de wortels moet er bij het beplanten een minimale afstand tussen de bomen worden aangehouden. Pas na 5 jaar begint de boom vruchten te dragen. Olijfbomen kunnen vele honderden jaren oud worden. Oude olijfbomen zijn bijzonder waardevol.
In Nederland en België worden olijven soms geteeld als kuipplant. De oudere planten mogen in deze landen het hele jaar op volle grond staan. Ze herstellen snel na lichte vorst.
De planten dienen goed geworteld te zijn en in een container verkocht te worden, niet slechts "op kluit".
De olijfbomen staan graag op een zonnige plek in de tuin. Ze verlangen een zeer goed doorlatende zanderige kleigrond die het liefst wat kalk bevat. "Natte voeten" zijn slecht voor een olijf. In de zomer geeft men een gemiddelde hoeveelheid water, in de winter slechts weinig maar de grond mag nooit helemaal uitdrogen. Hetzelfde geldt voor olijven die in de kuip staan. Goede drainage is belangrijk, daarom legt met kleikorrels of scherven onder in de pot, die nemen het meeste water op. Het overtollige water moet uit de pot kunnen stromen, zodat er geen wortelrot optreedt.
Door wat snoeiwerk kan men een losse slordige groei van een jonge olijfboom wat corrigeren, maar dit gaat meestal ten koste van de bloemen, die zich op de groei van het voorgaande jaar vormen. Toch is het aangeraden om de lange takjes in het voorjaar in te korten om de boom mooi compact te houden. Ook de bemesting vindt plaats in het voorjaar, bij voorkeur in de vorm van een langzaam werkend bemestingsmiddel.
Olijfbomen kunnen last hebben van de schimmel Phytophthora, die ook op de aardappelen en druiven kan voorkomen. Het is te herkennen aan de zwarte ronde vlek op de blad van de boom, die dan ook geleidelijk geel wordt. De olijfvlieg die in Zuid-Europa voorkomt en daar schade aan de olijvenoogst toebrengt, komt in Noord-Europa niet voor.
In de koudste wintermaanden december/januari verdient het aanbeveling om de jonge olijf in te pakken. Met stro kan men de voet van de plant bedekken en daarna met jute omwikkelen, zodat de plant kan blijven ademen maar ook voldoende vocht kan absorberen. Winterbeschermingshoezen verhogen de temperatuur met zeven graden. Deze doeken zijn gemaakt van fleece en laten vocht en licht door. Gebruik van noppenfolie (bubbeltjesplastic) wordt afgeraden; dit zorgt namelijk voor condensvorming, waardoor de vorst sterker toeslaat.
Men kan ook een verlichtingsslang om de boom heen wikkelen wat ook voor extra warmte kan zorgen. Tegenwoordig zijn er ook speciale warmtekabels verkrijgbaar, welke olijfbomen helpen beschermen tegen strenge vorstperioden. Oude exemplaren kunnen –18 °C hebben, jonge planten tussen –10 en –15 °C.
Het snoeien van de olijfboom behoeft op zich geen probleem te zijn. Eigenlijk behoeft de boom nooit gesnoeid te worden, maar daarnaast kan de boom net als een knotwilg rigoureus elk voorjaar geknot worden. Dat zijn de twee uitersten. Van belang is of de olijf ook bestemd is om er vruchten van te krijgen, want dan is het belangrijk om te weten dat een olijfboom nooit twee maal aan dezelfde tak vruchten draagt en dient men dus de takken die gedragen hebben in het voorjaar terug te nemen. Een andere mogelijkheid is om de takken van de boom terug te knippen tot 20 centimeter van de stam.
Decennialang kwam de bacterie Xylella fastidiosa alleen voor in de Verenigde Staten. In 2013 dook een variant op in Europa, in de Zuid-Italiaanse regio Puglia. De beruchte plantenziekte heeft in Italië alleen al miljoenen bomen aangetast. Sindsdien verspreidt de epidemie zich over heel Zuid-Europa. Eind september 2018 werd in een tuincentrum in Roeselare de dodelijke bacterie voor het eerst aangetroffen in België. Ondertussen beperkt de ziekte zich niet meer tot olijfbomen. De bacterie wordt nu ook gevonden op druivelaars, amandel-, pruimen- en kersenbomen. Het lijkt of de planten gewoon uitdrogen. De bacterie is erg besmettelijk voor planten, niet voor de mens, en er bestaat geen behandeling tegen. De enige oplossing is om alle bomen in het besmette gebied te vernietigen, aangetast of niet.[2]
[1] Aflevering van Keuringsdienst van Waarde, 1 februari 2018
De olijf is de vrucht van de olijfboom (Olea europaea), een boom van de olijffamilie (Oleaceae). Het geslacht Olea telt ongeveer 20 soorten met een groot verspreidingsgebied, voornamelijk in de Oude Wereld. De olijf zelf wordt gegeten en uit de pit en het vruchtvlees wordt olijfolie gewonnen. De olijf is traditioneel en ook vandaag de dag nog een van de belangrijkste landbouwproducten van onder andere de landen rond de Middellandse Zee.