Paardenstaart (Equisetum) is het enige geslacht binnen de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae). Het geslacht telt onder andere een aantal onkruiden.
De botanische naam Equisetum is afgeleid uit het Latijn, equus: paard en saeta: borstel , dus (zo ongeveer): paardenstaart.
De planten hebben een stengel met een centrale holte en twee ringen bijholtes eromheen. De stengel bestaat uit leden, waarbij het lid dat zijtakjes draagt afwijkt van de leden zonder zijtakken. De zijtakjes staan in kransen om de stengel heen en zijn eveneens geleed. De zeer talrijke sporen worden gevormd in een aar. De aar bevindt zich bij bepaalde soorten eindstandig aan de gewone stengel, maar kan bij andere soorten op een speciale bladgroenloze, fertiele stengel worden aangetroffen.
De aar is kegelvormig en bestaat uit een as met daar loodrecht op zeshoekige tafelvormige sporangioforen, waar aan de binnenkant de sporangiën zich bevinden. In de sporangiën bevinden zich de mannelijke en vrouwelijke sporen, die zich verder niet onderscheiden in vorm en grootte. De sporen hebben bladgroen en twee elateren of springdraden, die in vochtige toestand om de spore zijn gewikkeld. Wanneer de elateren opdrogen strekken ze zich en duwen de spore uit de aar. In vochtige lucht draaien de elateren weer strak om de spore en neemt het zweefvermogen af. De sporen groeien uit tot bladgroenhoudende voorkiemen (prothallia). In dit stadium vindt de bevruchting plaats waarna de het embryo tot een volledige plant kan uitgroeien. Succesvolle kieming vindt vooral plaats in pionier-milieus.
Vegetatieve voortplanting kan plaatsvinden met wortelstokken. Deze manier van voortplanten stelt veel minder eisen aan de groeiplaats. Ook fragmenten van wortelstokken kunnen weer uitgroeien tot volledige planten. Van sommige soorten overleven de wortelstokfragmenten zelfs een verblijf in zout water.
Een andere eigenschap van de soorten binnen het geslacht is dat ze kiezelzuur gebruiken voor hun stevigheid. Dit heeft als gevolg dat de soort moet groeien op een bodem waarin het element silicium voorkomt, zoals op zand en kleibodems.
De meeste paardenstaarten zijn lage gewassen, maar de grootste soort, Equisetum myriochaetum die in Centraal- en Zuid-Amerika voorkomt, kan tot 7,3 meter hoog worden.[1]
Het geslacht wordt onderverdeeld in twee subgenera (ondergeslachten) die niet zelden ook als aparte geslachten worden beschouwd:
Beide subgenera zijn met een loep goed uit elkaar te houden: de harde paardestaarten hebben tussen de ribben de huidmondjes in twee duidelijke, regelmatige, verticale rijen en de zachte paardestaarten hebben tussen de ribben minder duidelijk zichtbare huidmondjes willekeurig verspreid. Dit is een handig kenmerk om bijvoorbeeld bonte paardestaart en onvertakte lidrus uit elkaar te houden.
Binnen beide subgenera worden bastaarden tussen bijna alle soorten gevonden; tussen de subgenera komen bastaarden niet voor.
De Nederlandse soorten uit het geslacht worden op de volgende kenmerken onderscheiden:
Er zijn ongeveer vijftien soorten paardenstaarten.
Een aftreksel van de paardenstaart wordt bij rozen gebruikt ter preventie van schimmelaantasting met echte meeldauw.[2]
Door de Romeinen en oude Grieken werd paardenstaart reeds gebruikt als middel tegen haaruitval en kaalheid. Het wordt tegenwoordig in allerlei alternatieve antikaalheidsproducten gebruikt. Er wordt gedacht dat het hoge silica-gehalte van paardenstaart een rol speelt in de stimulering van haargroei, maar dat is niet bewezen.
Geslacht: Equisetum
Soorten: ... · E. arvense (Heermoes) · E. bogotense · E. diffusum · E. fluviatile (Holpijp) · E. giganteum · E. hyemale (Schaafstro) · E. laevigatum · E. ×litorale (Bastaardpaardenstaart) · E. ×moorei (Vertakt schaafstro) · E. myriochaetum · E. palustre (Lidrus) · E. pratense · E. ramosissimum (Vertakte paardenstaart) · E. scirpoides · E. sylvaticum (Bospaardenstaart) · E. telmateia (Reuzenpaardenstaart) · E. ×trachyodon (Ruwe paardenstaart) · E. variegatum (Bonte paardenstaart) · ...
Paardenstaart (Equisetum) is het enige geslacht binnen de paardenstaartenfamilie (Equisetaceae). Het geslacht telt onder andere een aantal onkruiden.
De botanische naam Equisetum is afgeleid uit het Latijn, equus: paard en saeta: borstel , dus (zo ongeveer): paardenstaart.