De laurierkers (Prunus laurocerasus) is een groenblijvende plant uit de rozenfamilie (Rosaceae) die van nature voorkomt in Zuidoost-Europa en Klein-Azië.[1] Als boom kan de laurierkers een hoogte van 14 m bereiken, maar hij komt ook als struik voor, bijvoorbeeld in bossen. De gebruikelijke hoogte bedraagt 6-8 m.[2][3]
De plant heeft gewoonlijk een brede en gespreide kroon. De schors is bruinachtig grijs met duidelijke lenticellen (luchtporiën).
De langwerpige tot lancetvormige bladeren zijn lichtgroen[3] en krijgen met het ouder worden een wat donkerder tint. In de winter blijven ze groen. De afmeting varieert van 8 × 2,5 tot 13 × 7cm.
De laurierkers heeft roomkleurige bloemen die opvallend ruiken. De bloemen staan in rechtopstaandetrossen van 8-13 cm lang en hebben kroonbladen van 4-7 mm lang[3]. De bloemen bloeien echter enkel bij vrijstaande struiken die veel licht krijgen. Gesnoeide struiken bloeien zelden.
De laurierkers heeft paarszwarte, circa 2 cm grote vruchten.
De struik is al sinds de 16e eeuw in cultuur[4]. Hij geldt als ijzersterk en neemt genoegen met vrijwel elke grondsoort (bodemvaag) en standplaats, zowel in zon als in de schaduw. Een enigszins vochthoudende bodem verdient echter de voorkeur. De zwarte bessen worden graag gegeten door vogels. De plant kan last hebben van vraat van de taxuskever. Voor in tuinen en parken is in deze eeuwen een groot aantal cultivars ontwikkeld.
Al deze, tenzij anders aangegeven, zijn in de Benelux goed winterhard.
De bessen en bladeren bevatten blauwzuur, deze stof wordt toegepast in ontsmettingsmiddelen en pesticiden, tegen zowel knaagdieren en insecten.[5] Bladeren en bessen zijn matig toxisch vanwege het voorkomen van blauwzuurglycosiden.[6]
De laurierkers (Prunus laurocerasus) is een groenblijvende plant uit de rozenfamilie (Rosaceae) die van nature voorkomt in Zuidoost-Europa en Klein-Azië. Als boom kan de laurierkers een hoogte van 14 m bereiken, maar hij komt ook als struik voor, bijvoorbeeld in bossen. De gebruikelijke hoogte bedraagt 6-8 m.