Pinus monophylla is een groenblijvende conifeer uit de dennenfamilie (Pinaceae) die voorkomt in de droge berggebieden van het Noord-Amerikaanse Grote Bekken. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Zuid-Idaho tot Baja-California en Zuidwest-New Mexico. In de Verenigde Staten kent men de boom als single-leaf pinyon of piñon, terwijl men hem in Mexico kent als pino monoaguja. P. monophylla is een van acht verwante soorten pinyon-dennen.
P. monophylla is een vrij kleine boom, die 10 tot 20 meter hoog wordt en een stamomtrek van 80 centimeter haalt. De schors is onregelmatig gegroefd en geschubd. De bladeren (naalden) zijn – en dit is uniek voor een den – enkel, wat betekent dat er slechts blad in een bundeltje zit, in plaats van twee of meer. De naalden zijn verder vrij dik en 4 tot 6 centimeter lang. Ze zijn grijzig groen met een soms blauwe schijn. De kegels zijn scherp en rond en groter dan die van andere pinyons: 4,5 tot 8 centimeter lang en breed. De kegels doen er 26 maand over om te volgroeien.
Voor de Europese kolonisatie van Amerika was de boom van ontzettend groot belang voor de inheemse volken van het Grote Bekken, zoals de Washo, Paiute, Shoshone en Ute. Zij leefden onder andere van de eiwitrijke pijnboompitten van de verschillende pinyonsoorten.
De ondersoort fallax gelijkt sterk op Pinus edulis en is louter op basis van het aantal naalden per bundel (één in plaats van twee) ingedeeld bij P. monophylla. In gebieden waar beide bomen naast elkaar voorkomen, hybridiseren ze makkelijk, wat resulteert in bomen met een- en tweenaaldige bundels aan een en dezelfde tak.
Bronnen, noten en/of referentiesPinus monophylla is een groenblijvende conifeer uit de dennenfamilie (Pinaceae) die voorkomt in de droge berggebieden van het Noord-Amerikaanse Grote Bekken. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Zuid-Idaho tot Baja-California en Zuidwest-New Mexico. In de Verenigde Staten kent men de boom als single-leaf pinyon of piñon, terwijl men hem in Mexico kent als pino monoaguja. P. monophylla is een van acht verwante soorten pinyon-dennen.
P. monophylla is een vrij kleine boom, die 10 tot 20 meter hoog wordt en een stamomtrek van 80 centimeter haalt. De schors is onregelmatig gegroefd en geschubd. De bladeren (naalden) zijn – en dit is uniek voor een den – enkel, wat betekent dat er slechts blad in een bundeltje zit, in plaats van twee of meer. De naalden zijn verder vrij dik en 4 tot 6 centimeter lang. Ze zijn grijzig groen met een soms blauwe schijn. De kegels zijn scherp en rond en groter dan die van andere pinyons: 4,5 tot 8 centimeter lang en breed. De kegels doen er 26 maand over om te volgroeien.
Voor de Europese kolonisatie van Amerika was de boom van ontzettend groot belang voor de inheemse volken van het Grote Bekken, zoals de Washo, Paiute, Shoshone en Ute. Zij leefden onder andere van de eiwitrijke pijnboompitten van de verschillende pinyonsoorten.