Der Fadenenzian (Cicendia filiformis), auch Heide-Zindelkraut[1] oder Schmalblättriger Fadenenzian genannt, ist eine Pflanzenart aus der Gattung Cicendia innerhalb der Familie der Enziangewächse (Gentianaceae).
Der Schmalblättriger Fadenenzian wächst als einjährige krautige Pflanze und erreicht Wuchshöhen von 2 bis 10 Zentimetern. Die Stängel sind grün, im unteren Bereich bräunlich. Die gegenständig in einer grundständigen Rosette angeordneten Laubblätter sind einfach.
Die Blütezeit reicht von Mitte Juli bis Oktober. Die zwittrigen Blüten sind vierzählig. Die vier gelben Kronblätter sind verwachsen und radförmig angeordnet.
Cicendia filiformis ist in Europa und Nordwestafrika weitverbreitet.
In Deutschland kommt Cicendia filiformis nur selten vor. Sie wurde 1996 in der Roten Liste der gefährdeten Pflanzenarten Deutschlands in Kategorie 1 = „von vollständiger Vernichtung bedroht“ eingestuft.[1] Durch die Bundesartenschutzverordnung (BArtSchV) ist sie nicht besonders geschützt.[1]
Cicendia filiformis wächst in feuchtem, nährstoffarmem, leicht torfigem Sand oder sandigem „Heideboden“, der bei hohem Wasserstand im Winter möglichst mit weitgehend klarem Wasser vollständig überstaut ist, während er im Sommer vollständig trocken fällt. Man findet den Fadenenzian entlang von Teichrändern in Sandkuhlen und Steinbrüchen.[2]
Der Fadenenzian wächst oft in Gemeinschaft mit dem Zwerglein (Radiola linoides), der Späten Gelb-Segge (Carex viridula), oder der Borstigen Schuppensimse (Isolepis setacea). Weitere Begleitflora ist oft der Rundblättrige Sonnentau (Drosera rotundifolia) und der Mittlere Sonnentau (Drosera intermedia).[2] Wegen ähnlicher Standortbedingungen findet man den Fadenenzian auch zusammen mit dem Knorpelkraut (Illecebrum verticillatum), und Hirschsprung (Corrigiola litoralis).[2]
Habitus im Naturpark Südheide
Die Erstveröffentlichung erfolgte 1753 unter dem Namen (Basionym) Gentiana filiformis durch Carl von Linné in Species Plantarum, 1. Auflage, S. 231. Die Neukombination zu Cicendia filiformis (L.) Delarbre erfolgte 1800 durch Antoine Delarbre.[3]
Der Fadenenzian (Cicendia filiformis), auch Heide-Zindelkraut oder Schmalblättriger Fadenenzian genannt, ist eine Pflanzenart aus der Gattung Cicendia innerhalb der Familie der Enziangewächse (Gentianaceae).
Cicendia filiformis, also called yellow centaury or slender cicendia,[3][4] is a species of flowering planet of the family Gentianaceae.
C. filiformis grows to between 2-12cm in height with linear leaves 2-6mm long. The flowers are yellow (but can be tinged with pink), have four petals and only open in sunlight.[5]
C. filiformis is found around seasonally-flooded pools, alongside rutted tracks, and growing on heathlands of acid grassland with sandy or peaty soils.[5][6] It grows best in areas where there are also free-roming grazing animals and few competitive species.[6] C. filiformis tends to be found alongside several other species of declining plants including three-lobed water-crowfoot (Ranunculus tripartitus), chaffweed (Anagallis minima), allseed (Radiola linoides), and pillwort (Pilularia globulifera).[5]
C. filiformis is most commonly found in Western and Mediterranean Europe.[7] It can also be found in southern parts of Australia.[4]
Within the United Kingdom, C. filiformis is generally restricted to heathlands in Cornwall, Devon, Dorset, the New Forest, the Sussex Weald and parts of St David's Peninsula in Pembrokeshire. It has become "extremely rare" in Devon and Sussex and "rapidly declining" in Cornwall and Dorset. The last remaining areas where C. filiformis is widespread are the Lizard in Cornwall and the New Forest.[5]
There were major losses in C. filiformis before 1930, most notably in Cornwall, followed by steady decline, thanks to the loss of its key habitat areas.[8]
Cicendia filiformis, also called yellow centaury or slender cicendia, is a species of flowering planet of the family Gentianaceae.
Cicendia filiformis
La Cicendie filiforme (Cicendia filiformis) est une espèce de petites plantes annuelles de la famille des Gentianacées.
Holanske hórke łopjeno (Cicendia filiformis) je rostlina ze swójby hórkowcowych rostlinow (Gentianaceae).
Holanske hórke łopjeno (Cicendia filiformis) je rostlina ze swójby hórkowcowych rostlinow (Gentianaceae).
De draadgentiaan (Cicendia filiformis) is een plant uit de gentiaanfamilie (Gentianaceae). De plant wordt, volgens vegetatiekundige Victor Westhoff, vaak beschouwd als 'het kleinste bloeiende plantje van Nederland'.
De plant is 0,2 à 1,5 cm groot. Aan de voet heeft de plant twee tot drie, in een rozet groeiende bladparen. De bloemstengel, die tijdens de bloei van onderen af bruinrood verkleurt, heeft aan het eind een zwavelgele bloem. Vaak is echter de bloemstengel vertakt, met aan ieder uiteinde een bloeiwijze. Aan de bloeistengel zitten twee lancetvormige schutblaadjes. De bloemen zijn viertallig, de kelk heeft korte driehoekige tanden. De bloemkroon is tot op de helft gespleten in langwerpige slippen.
Draadgentiaan is een eenjarige plant. De plant kiemt in de zomer nadat de groeiplaats, die 's winters onder water staat, is drooggevallen. De bloei valt in de nazomer, van half juli tot in oktober.
De soort komt voor op vochtige, iets humeuze zandgronden op open plekken. De voorkeur gaat uit naar voedselarme terreinen die in de winter onder water staan, maar in de loop van het voorjaar droog vallen. Van belang is dat de bovenste bodemlagen iets verdicht zijn. Groeiplaatsen zijn te vinden in duinvalleien, op zandpaden, langs de randen van poelen in heidevelden, in zandafgravingen, op ijsbanen en langs vers gegraven greppels.
Draadgentiaan is een kensoort voor de draadgentiaan-associatie (Cicendietum filiformis), een plantengemeenschap behorende tot het dwergbiezen-verbond. Ze kan dan worden aangetroffen samen met andere kleine planten, zoals dwergvlas, dwergrus, dwergzegge, borstelbies, dwergbloem, wijdbloeiende rus, waterpostelein en oeverkruid.
Het plantje komt voor in West-Europa tot 53 °N.Br. Verder zijn er verspreid groeiplaatsen aangetroffen in het Middellandse Zeegebied en op de Azoren.
Nederland gold jarenlang als een van de belangrijkste bolwerken van de soort. Op de zandgronden was de soort soms plaatselijk algemeen, onder andere in Twente. Vanaf 1950 is draadgentiaan echter sterk achteruitgegaan en uit grote delen van Nederland verdwenen. De belangrijkste groeiplaatsen zijn te vinden op het waddeneiland Terschelling, het enige gebied in de Nederlandse duinen waar de soort bestendig voorkomt. Soms kan draadgentiaan op oude groeiplaatsen na jarenlange afwezigheid weer opduiken nadat de bodem is afgeplagd. De kleine plant is zo als resultaat van natuurontwikkelingsprojecten anno 2015 teruggekeerd op meerdere plaatsen in Noord- en Oost-Nederland.
De soort komt voor op de Nederlandse en Vlaamse Rode Lijst (planten). In Nederland is de soort niet wettelijk beschermd.
De draadgentiaan (Cicendia filiformis) is een plant uit de gentiaanfamilie (Gentianaceae). De plant wordt, volgens vegetatiekundige Victor Westhoff, vaak beschouwd als 'het kleinste bloeiende plantje van Nederland'.
Cicendia filiformis é uma espécie de planta com flor pertencente à família Gentianaceae.
A autoridade científica da espécie é (L.) Delarbre, tendo sido publicada em Flore d'Auvergne 1: 20. 1795.[1]
Trata-se de uma espécie presente no território português, nomeadamente em Portugal Continental e no Arquipélago dos Açores.
Em termos de naturalidade é nativa das duas regiões atrás indicadas.
Não se encontra protegida por legislação portuguesa ou da Comunidade Europeia.
Cicendia filiformis é uma espécie de planta com flor pertencente à família Gentianaceae.
A autoridade científica da espécie é (L.) Delarbre, tendo sido publicada em Flore d'Auvergne 1: 20. 1795.
Cicendia filiformis là một loài thực vật có hoa trong họ Long đởm. Loài này được (L.) Delarbre mô tả khoa học đầu tiên năm 1795.[1]
Cicendia filiformis là một loài thực vật có hoa trong họ Long đởm. Loài này được (L.) Delarbre mô tả khoa học đầu tiên năm 1795.