Cheilanthes (falgueres llavi) és un gènere de falgueres amb unes 180 espècies que viuen en les roques i amb una distribució cosmopolita en regions càlides, seques i rocoses. La majoria són de fulla persistent i menudes. Moltes viuen en semideserts poden assecar-se i reviure quan torna la humitat.
Als Països Catalans s'hi fan les següents espècies:[1]
Cheilanthes (falgueres llavi) és un gènere de falgueres amb unes 180 espècies que viuen en les roques i amb una distribució cosmopolita en regions càlides, seques i rocoses. La majoria són de fulla persistent i menudes. Moltes viuen en semideserts poden assecar-se i reviure quan torna la humitat.
Als Països Catalans s'hi fan les següents espècies:
Cheilanthes pteridoides Cheilanthes vellea Cheilanthes marantae Algunes espècies Cheilanthes acrostica (Balb.) Tod. Cheilanthes adiantoides T.C.Chambers & P.A.Farrant Cheilanthes aemula Maxon Cheilanthes alabamensis (Buckley) Kunze Cheilanthes arizonica (Maxon) Mickel Cheilanthes austrotenuifolia H.M.Quirk & T.C.Chambers Cheilanthes bonariensis (Willd.) Proctor Cheilanthes brownii (Kuhn) Domin Cheilanthes catanensis (Cosent.) H.P.Fuchs Cheilanthes caudata R.Br. Cheilanthes cavernicola D.L.Jones Cheilanthes clevelandii D.C.Eaton Cheilanthes contigua Baker Cheilanthes cooperae D.C.Eaton Cheilanthes covillei Maxon Cheilanthes distans (R.Br.) Mett. Cheilanthes eatonii Baker Cheilanthes feei T.Moore Cheilanthes fendleri Hook. Cheilanthes fragillima F.Muell. Cheilanthes glauca (Cav.) Mett. Cheilanthes gracillima D.C.Eaton Cheilanthes guanchica Bolle Cheilanthes hirsuta (Poir.) Mett. Cheilanthes hispanica Mett. Cheilanthes horridula Maxon Cheilanthes humilis (G.Forst.) P.S.Green Cheilanthes intertexta (Maxon) Maxon Cheilanthes intramarginalis (Kaulf. ex Link) Hook. Cheilanthes kaulfussii Kunze Cheilanthes lanosa (Michx.) D.C.Eaton Cheilanthes lasiophylla Pic.Serm. Cheilanthes lendigera (Cav.) Sw. Cheilanthes leucopoda Link Cheilanthes lindheimeri Hook. Cheilanthes maderensis Lowe Cheilanthes microphylla (Sw.) Sw. Cheilanthes newberryi (D.C.Eaton) Domin Cheilanthes nitida (R.Br.) P.S.Green Cheilanthes nudiuscula (R.Br.) T.Moore Cheilanthes parryi (D.C.Eaton) Domin Cheilanthes paucijuga Baker Cheilanthes peninsularis Cheilanthes peninsularis var. insularis Cheilanthes persica (Bory) Mett. ex Kuhn Cheilanthes pinnatifida D.L.Jones Cheilanthes praetermissa D.L.Jones Cheilanthes prenticei Luerss. Cheilanthes pringlei Davenport Cheilanthes pseudovellea (H.M.Quirk & T.C.Chambers) D.L.Jones Cheilanthes pteroides Sw. Cheilanthes pulchella Bory ex Willd. Cheilanthes pumilio (R.Br.) F.Muell. Cheilanthes sciadioides Domin Cheilanthes sieberi Kunze Cheilanthes tenuifolia (Burm.f.) Sw. Cheilanthes tinaei Tod. Cheilanthes tomentosa Link Cheilanthes vellea (Aiton) F.Muell. Cheilanthes villosa Davenport ex Maxon Cheilanthes viscida Davenport Cheilanthes wootonii Maxon Cheilanthes wrightii Hook. Cheilanthes yavapensis T.Reeves ex Windham
Cheilanthes, commonly known as lip ferns,[2] is a genus of about 180 species of rock-dwelling ferns with a cosmopolitan distribution in warm, dry, rocky regions, often growing in small crevices high up on cliffs. Most are small, sturdy and evergreen. The leaves, often densely covered in trichomes, spring directly from the rootstocks. Many of them are desert ferns, curling up during dry times and reviving with the coming of moisture. At the ends of veins sporangia, or spore-bearing structures, are protected by leaf margins, which curl over them.
The genus name is derived from the Greek words χεῖλος (cheilos), meaning "lip," and ἄνθος (anthos), meaning "flower."[3]
Cheilanthes as traditionally circumscribed is now known to be highly paraphyletic, comprising at least four generically separate groups. The type species, C. micropteris, is most closely allied to the genera Aleuritopteris and Sinopteris (Schuettpelz et al.). In the early 21st century, many species, principally from the New World, were moved into the new genus Gaga and the revived genus Myriopteris. Further work remains to be done to render Cheilanthes monophyletic. Members of many other cheilanthoid genera have at times been given names in the genus.
The circumscription of the genus was uncertain as of January 2020. The Checklist of Ferns and Lycophytes of the World lists species in several distinct groups.[4]
Cheilanthes sensu stricto contains about 20 species from North and tropical Central and South America:[5]
Cheilanthes sensu lato contains about 50 species that molecular phylogenetic studies suggest do not form a clade with the core Cheilanthes species, falling into separate clades, but for which no placement outside Cheilanthes was available as of November 2019:[6]
Cheilanthes, commonly known as lip ferns, is a genus of about 180 species of rock-dwelling ferns with a cosmopolitan distribution in warm, dry, rocky regions, often growing in small crevices high up on cliffs. Most are small, sturdy and evergreen. The leaves, often densely covered in trichomes, spring directly from the rootstocks. Many of them are desert ferns, curling up during dry times and reviving with the coming of moisture. At the ends of veins sporangia, or spore-bearing structures, are protected by leaf margins, which curl over them.
Cheilanthes es un género con 584 especies[2] de helechos perteneciente a la familia Pteridaceae.
Tienen una distribución cosmopolita en regiones cálidas, secas y rocosas, con frecuencia cada vez mayor en las pequeñas grietas en las alturas de los acantilados. La mayoría son pequeñas, resistentes y perennes. Las hojas, a menudo, densamente cubierta de pelo. Muchos de ellos son helechos del desierto y reviven con la entrada de humedad. En los extremos de las venas se encuentran esporangios, esporas o estructuras portantes, están protegidos por los márgenes de la hoja, que se curvan sobre ellos.
-- Referencias --
Cheilanthes es un género con 584 especies de helechos perteneciente a la familia Pteridaceae.
Tienen una distribución cosmopolita en regiones cálidas, secas y rocosas, con frecuencia cada vez mayor en las pequeñas grietas en las alturas de los acantilados. La mayoría son pequeñas, resistentes y perennes. Las hojas, a menudo, densamente cubierta de pelo. Muchos de ellos son helechos del desierto y reviven con la entrada de humedad. En los extremos de las venas se encuentran esporangios, esporas o estructuras portantes, están protegidos por los márgenes de la hoja, que se curvan sobre ellos.
Cheilanthes est un genre de fougères. Ce genre est maintenant regroupé dans le genre Hemionitis [1].
Selon ITIS et la Base de données des plantes d'Afrique :
Cheilanthes est un genre de fougères. Ce genre est maintenant regroupé dans le genre Hemionitis .
Cheilanthes[1] è un genere che comprende circa 180 specie di felci, che vivono nella roccia con una distribuzione in svariate tipologie di habitat e in regioni calde, secche o rocciose, e che crescono spesso in piccole fessure sulle scogliere. La maggior parte delle piante di questo genere sono piccole, robuste e sempreverdi. Le foglie sono spesso densamente ricoperte di tricomi.
Cheilanthes è un genere che comprende circa 180 specie di felci, che vivono nella roccia con una distribuzione in svariate tipologie di habitat e in regioni calde, secche o rocciose, e che crescono spesso in piccole fessure sulle scogliere. La maggior parte delle piante di questo genere sono piccole, robuste e sempreverdi. Le foglie sono spesso densamente ricoperte di tricomi.
Cheilanthes is een geslacht met ongeveer 200 soorten varens uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae).
Cheilanthes-soorten zijn wereldwijd verspreid, voornamelijk in de Nieuwe Wereld. Het zijn vooral lithofyten uit warme, droge en rotsige biotopen. Enkele soorten komen ook voor in het zuiden van Europa.
De botanische naam Cheilanthes is afgeleid van het Oudgriekse χεῖλος (cheilos), "lip" of "rand" en ἄνθος (anthos), "bloem", naar de sporenhoopjes die op de rand van het blad gelegen zijn.
Cheilanthes-soorten zijn kleine litofytische varens met korte, rechtopstaande tot lange en horizontale, kruipende, meestal vertakte, met lijnvormige tot lancetvormige, bruine, zwarte of tweekleurige schubben bezette rizomen. De bladen zijn eenvormig, in bundels of alleenstaand, van enkele cm tot 60 cm lang. De bladsteel is geel, bruin of zwart, rolrond, afgeplat of met een enkele groef, behaard, beschubd of kaal, met een enkele vaatbundel. De bladschijf is lijn- of lancetvormig, ovaal of handvormig, één- tot viermaal geveerd, dikwijls lederachtig, meestal behaard. De bladslipjes zijn zittend of gesteeld, rond tot spatelvormig, meestal smaller dan 4 mm, de randen naar beneden omgekruld.
De sporenhoopjes staan langs de rand van de blaadjes aan het einde van de nerven, beschermd door de omgekrulde bladranden, zogenaamde valse dekvliesjes. Er zijn geen echte dekvliesjes.
Cheilanthes is met voorsprong het grootste geslacht van xerofyte varens, moeilijk te onderscheiden van de geslachten Notholaena en Pellaea. Het geslacht is dan ook continu in herziening. Zo zijn er recent op basis van biosystematische studies de geslachten Aspidotis, Argyrochosma, Astrolepis en Gaga afgesplitst, en anderzijds een aantal soorten van Notholaena in Cheilanthes opgenomen. Desondanks is Cheilanthes volgens Smith et al. (2006) nog steeds polyfyletisch van samenstelling, en zullen er in de toekomst dus nog wijzigingen aan de samenstelling mogelijk zijn.
Het geslacht telt in de huidige indeling ongeveer 200 soorten. De typesoort is Cheilanthes micropteris
... · C. acrostica · C. guanchica · C. hispanica · C. maderensis · C. micropteris · C. pulchella · C. tinaei · ...
Cheilanthes is een geslacht met ongeveer 200 soorten varens uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae).
Cheilanthes-soorten zijn wereldwijd verspreid, voornamelijk in de Nieuwe Wereld. Het zijn vooral lithofyten uit warme, droge en rotsige biotopen. Enkele soorten komen ook voor in het zuiden van Europa.
Cheilanthesslekten (latin: Cheilanthes) er en slekt av bregner innenfor hestesprengfamilien. De tilhører gruppen av flikbladete bregner som lever i varme og tørre habitater – Cheliantoides.
Argyrochosma vokser i høylandet i tørre områder av tempererte og subtropiske strøk, og de kalles ofte for «lip ferns» på engelsk. De har omtrent 180 arter.
Bladene vokser direkte fra rotstokken og er oftest dekket med hår. De er normalt flikete med to rekker av fliker, som hos så mange andre bregnegrupper. Ofte er undersiden brungrå eller brun-grønn under de ellers blekgrønne eller grågrønne bladene.
Av de 20 artene i slekten, er disse ganske utbredte:
Cheilanthes glauca er en liten bregne i Andesfjellene i sørlige Chile. Den vokser på skrinn fjellgrunn med varme somre og snødekte vintre.
Cheilanthesslekten (latin: Cheilanthes) er en slekt av bregner innenfor hestesprengfamilien. De tilhører gruppen av flikbladete bregner som lever i varme og tørre habitater – Cheliantoides.
Argyrochosma vokser i høylandet i tørre områder av tempererte og subtropiske strøk, og de kalles ofte for «lip ferns» på engelsk. De har omtrent 180 arter.
Bladene vokser direkte fra rotstokken og er oftest dekket med hår. De er normalt flikete med to rekker av fliker, som hos så mange andre bregnegrupper. Ofte er undersiden brungrå eller brun-grønn under de ellers blekgrønne eller grågrønne bladene.
Cheilanthes é um género de fetos pertencente à família Sinopteridaceae.
O género foi descrito por Olof Peter Swartz e publicado em Synopsis Filicum 5, 126. 1806. A espécie-tipo é Cheilanthes micropteris Sw..[2]
Segundo o The Plant List o género tem 513 espécies descritas, das quais 155 são aceites.[3]
O nome do género é deriva do grego antigo χεῖλος (cheilos), que significa "lábio" e ἄνθος (anthos), que significa "flor."[4]
Em Portugal é representado por cinco espécies:
Segundo o sistema de classificação de pteridófitos de Christenhusz, o género tem a seguinte colocação: subfamília Cheilanthoideae, família Pteridaceae, ordem Polypodiales, subclasse Polypodiidae.
O género tem os seguintes sinónimos:[5]
Cheilanthes é um género de fetos pertencente à família Sinopteridaceae.
O género foi descrito por Olof Peter Swartz e publicado em Synopsis Filicum 5, 126. 1806. A espécie-tipo é Cheilanthes micropteris Sw..
Segundo o The Plant List o género tem 513 espécies descritas, das quais 155 são aceites.
O nome do género é deriva do grego antigo χεῖλος (cheilos), que significa "lábio" e ἄνθος (anthos), que significa "flor."
Cheilanthes Sw. (1806), nom. cons.
Синонимы Типовой видКраеку́чник (лат. Cheilánthes) — род папоротников подсемейства Краекучниковые (Cheilanthoideae) семейства Птерисовые (Pteridaceae).
В род Краекучник входит 155 видов[2]:
В Забайкалье краекучник серебристый применяют при спазмофилии у детей[3].
В надземной части краекучника Куна обнаружены стероиды[3].
Краеку́чник (лат. Cheilánthes) — род папоротников подсемейства Краекучниковые (Cheilanthoideae) семейства Птерисовые (Pteridaceae).