Die Weiße Bohrmuschel (Barnea candida) ist eine im Hartsubstrat bohrende Muschel aus der Ordnung der Myida.
Das Gehäuse ist länglich-oval im Umriss und bis etwa 6 cm lang. Der Wirbel sitzt in der vorderen Gehäusehälfte. Vor und über dem Wirbel ist der Gehäuserand nach außen umgeschlagen. Die Außenseite ist konzentrisch mit scharfen Rippen ornamentiert. Die radialen Rippen sind meist etwas schwächer als die konzentrischen Rippen ausgebildet. Die Ornamentierung ist besonders am vorderen Gehäuserand ausgeprägt, mit dem im Sediment gebohrt wird. An den Kreuzungspunkten sind die Rippen stachel- oder zahnartig ausgezogen. In der Literatur wird dafür auch der Begriff „Raspelzähne“ verwendet, der jedoch nicht mit den gleichnamigen Bildungen an der Raspelzunge (Radula) der übrigen Weichtiere verwechselt werden darf. Unterhalb des Wirbels in das Gehäuse ragend befindet sich auf beiden Klappen ein dünnes löffelartiges Gebilde für den Ansatz der Fußmuskeln. Schloss und Ligament fehlen; daher findet man die Klappen abgestorbener Tiere fast immer einzeln, nie im Zusammenhang mit der anderen Klappe. Der vordere Schließmuskel auf dem Schalenumschlag am Vorderende des Gehäuses ist lang und dünn. Die Mantellinie ist sehr tief eingebuchtet.
Die Weiße Bohrmuschel bohrt mechanisch Löcher in verfestigtes Sediment und weichere Gesteine, auch in Torf, seltener in Holz. Sie lebt komplett in diesen selbst gegrabenen, bis 15 cm tiefen Löchern; lediglich die Siphonen ragen aus den Löchern heraus. Sie trägt damit, neben anderen Bohrmuscheln, signifikant zur Abtragung von unter Wasser anstehenden weicheren Sedimentgesteinen bei. Sie ist seit Beginn des 20. Jahrhunderts durch die Amerikanische Bohrmuschel (Petricola pholadiformis) zum Teil aus diesen Lebensräumen verdrängt worden. Lokal ist sie jedoch noch sehr häufig. Sie lebt in kleinen Kolonien in einer Dichte bis zu 800 Individuen pro Quadratmeter. Die Fortpflanzung findet ungewöhnlicherweise im September statt, wenn die Wassertemperaturen wieder fallen. Die Eier und Spermien werden ins freie Wasser abgegeben; die Befruchtung ist extern.
Das Verbreitungsgebiet der Weißen Bohrmuschel erstreckt sich von Norwegen bis nach Westafrika. Sie kommt in der Ostsee bis Rügen vor, auch im Mittelmeer und im Schwarzen Meer und lebt in 3 bis 27 m Wassertiefe. Sie ist anscheinend in geringem Maße auch in andere Regionen verschleppt worden.[1]
Die Weiße Bohrmuschel (Barnea candida) ist eine im Hartsubstrat bohrende Muschel aus der Ordnung der Myida.
Barnea candida is a marine bivalve mollusc in the family Pholadidae.
The shell is long and covered in horizontal ribs, crossed by vertical ribs, forming a structure. On the intersections are scale formed spikes. A narrow and curved edge is located on the inside of the shell.
Right valve
Left valve
Chalk-white, yellow-white or grey.
Barnea candida is common in the North Sea region in deposits from the Holocene, the Eemian Stage and late Middle Pleistocene.
Barnea candida is a marine bivalve mollusc in the family Pholadidae.
De Witte boormossel (Barnea candida) is een in zee levend tweekleppig weekdier behorend tot de familie van de Boormossels.
De schelp is langwerpig van vorm en is bedekt met horizontale ribben, gekruist door verticale. Op die manier vormt zich een traliewerkstructuur. Op de kruispunten staan schubvormige stekels. Aan de binnenkant van de schelp zit een dunne, gebogen rand. Er is nog een derde zogenaamd accessorisch schelpstuk dat bij doubletten tussen de omgeslagen bovenrand ligt.
De Witte boormossel onderscheidt zich van de Amerikaanse boormossel (niet verwant aan elkaar) door zijn omgeslagen bovenrand en de aanwezigheid van het accessorisch schelpstuk wat bij de laatste ontbreekt. Bovendien is de schelp van de Witte boormossel veel dunschaliger en breekbaarder.
Lengte tot 65 mm, hoogte tot 20 mm.
Kalkwit, geelwit of grijs. De opperhuid is geelgrijs.
Losse kleppen spoelen vrij algemeen aan langs de hele kust, maar beduidend minder dan de kleppen van de Amerikaanse boormossel. Doubletten met accessorische schelpstukken zijn te vinden in aangespoelde veenbonken en hout. Ook in gruis zijn de accessorische schelpstukken zo nu en dan te vinden.
De Witte boormossel is in het Noordzeegebied niet zeldzaam in afzettingen uit het Holoceen, het Eemien en het late Midden Pleistoceen. Oudere voorkomens die met zekerheid gedetermineerd zijn, zijn niet bekend. Omdat vaak alleen fragmenten worden gevonden en in het Plioceen een veel op de Witte boormossel gelijkende soort voorkomt, is onduidelijk tot hoe oud de Witte boormossel in werkelijkheid nog aanwezig is.
Op Nederlandse en Belgische stranden kunnen fossielen uit het Holoceen, en Pleistocene interglacialen tot en met het late Midden Pleistoceen worden gevonden, deze zijn echter nauwelijks van recente exemplaren te onderscheiden.
De Witte boormossel (Barnea candida) is een in zee levend tweekleppig weekdier behorend tot de familie van de Boormossels.
全海笋（学名：Barnea candida）是海螂目鸥蛤科全海笋属的一种[2][1]。
本物種在太平洋僅在中國東、南沿海有分佈[2][3]，包括福建平潭、東山，廣東汕頭、水東、烏石、湛江及海南三亞、廣西北部灣等地[2][3]；但在大西洋分佈很廣的種、從蘇格蘭至非洲西北角摩洛哥的索维拉、堪撤多灣、地中海以至黑海都曾發現[2][3]。
这是一篇與软体动物相關的小作品。你可以通过编辑或修订扩充其内容。 
.jpg)
.jpg)
