De Oostelijke roodstaartraafkaketoe (Calyptorhynchus banksii graptogyne) is een vogel uit de orde der papegaaiachtigen en de familie der kaketoes. Hij is een ondersoort van de roodstaartraafkaketoe (Calyptorhynchus banksii).
Van alle ondersoorten is de C. b. graptogyne de kleinste. Hij wordt tussen de 52 en 55 cm groot. Uiterlijk is deze ondersoort vrijwel gelijk aan de nominaatvorm hoewel de verenkleed wat feller gekleurd is.
Komt voor in het zuidoostelijke deel van Victoria en het zuidoosten van zuidelijk Australië in een gebied grenzen aan Mount Gambier in het westen, Portland in het zuiden en Horsham in het noordoosten en Bordertown in het noorden.
Deze vogel is overwegend vegetarisch. Zijn voedsel bestaat uit zaden, noten, bessen, vruchten aangvuld met insecten en larven
Het vrouwtje legt 1 tot 2 witte eieren in een boomholte. Na een broedtijd van ongeveer 30 dagen komen de eieren uit. Na ongeveer 70 tot 75 dagen vliegen de jongen uit. Zowel het mannetje als vrouwtje broeden de eieren uit en verzorgen de jongen.
Sinds 1980 wordt deze vogel erkend als aparte ondersoort.[1]
Deze ondersoort wordt sterk bedreigd in zijn voortbestaan met name door inkrimping van het leefgebied. Volgens schattingen uit het begin van deze eeuw leefden er nog maar tussen de 500 tot 1000 exemplaren. Daarom is in 2005 is er een groot project opgezet voor herstel van het oorspronkelijke leefgebied van deze kaketoesoort.[2]
Bronnen, noten en/of referentiesDe Oostelijke roodstaartraafkaketoe (Calyptorhynchus banksii graptogyne) is een vogel uit de orde der papegaaiachtigen en de familie der kaketoes. Hij is een ondersoort van de roodstaartraafkaketoe (Calyptorhynchus banksii).