Zandhaver (Leymus arenarius synoniem: Hordeum arenarium) is een vaste plant die behoort tot de grassenfamilie. De soort komt van nature voor in Noord-Europa en aan de West-Europese kusten. De plant heeft 2n = 56 chromosomen. Zandhaver wordt ook in de siertuin gebruikt.
De plant wordt 60-150 cm hoog en vormt stevige, meterslange, witte wortelstokken. De dikke, blauwachtige, witachtige of grijsgroene stengel is kaal en staat rechtop. Het blauwachtige of grijsgroene blad is 20-60 cm lang en 8-12 mm breed en aan de top stekelpuntig. Op de overgang naar de bladschede zit een 1,5 mm lang tongetje en 3 mm lange, naar buiten staande oortjes. Op de bovenzijde van het blad zitten op de nerven stekelige haren, waardoor het blad ruw aanvoelt. De bladeren rollen bij droogte ineen. Het jonge blad komt gerold uit de bladschede tevoorschijn.
Zandhaver bloeit van mei tot in juli. De bloeiwijze is een 15-30 cm lange, rechtopstaande aar met een topaartje. De aartjes zijn ongesteeld en zitten meestal twee aan twee op de aarspil, maar in het midden van de aar met zijn drieën. Een aartje bestaat meestal uit 3-4 bloempjes. De lancetvormige, toegespitste kelkkafjes zijn 20-30 mm lang en hebben drie nerven. De 15-25 mm lange, breedlancetvormige, dichtbehaarde, onderste kroonkafjes hebben 7 nerven. De bovenste, tweenervige kroonkafjes zijn evenlang als de onderste en aan de voet behaard. De groengele helmknoppen zijn 7-8 mm lang.
De 6-8 mm lange vrucht, zaad genoemd, is een graanvrucht, waarbij de omhullende kafjes vergroeid zijn met de vrucht.
Zandhaver komt voor op stuifduinen, langs het IJsselmeer en langs spoorwegen.
De namen in andere talen kunnen vaak eenvoudig worden opgezocht met de interwiki-links.
Zandhaver (Leymus arenarius synoniem: Hordeum arenarium) is een vaste plant die behoort tot de grassenfamilie. De soort komt van nature voor in Noord-Europa en aan de West-Europese kusten. De plant heeft 2n = 56 chromosomen. Zandhaver wordt ook in de siertuin gebruikt.
De plant wordt 60-150 cm hoog en vormt stevige, meterslange, witte wortelstokken. De dikke, blauwachtige, witachtige of grijsgroene stengel is kaal en staat rechtop. Het blauwachtige of grijsgroene blad is 20-60 cm lang en 8-12 mm breed en aan de top stekelpuntig. Op de overgang naar de bladschede zit een 1,5 mm lang tongetje en 3 mm lange, naar buiten staande oortjes. Op de bovenzijde van het blad zitten op de nerven stekelige haren, waardoor het blad ruw aanvoelt. De bladeren rollen bij droogte ineen. Het jonge blad komt gerold uit de bladschede tevoorschijn.
Zandhaver bloeit van mei tot in juli. De bloeiwijze is een 15-30 cm lange, rechtopstaande aar met een topaartje. De aartjes zijn ongesteeld en zitten meestal twee aan twee op de aarspil, maar in het midden van de aar met zijn drieën. Een aartje bestaat meestal uit 3-4 bloempjes. De lancetvormige, toegespitste kelkkafjes zijn 20-30 mm lang en hebben drie nerven. De 15-25 mm lange, breedlancetvormige, dichtbehaarde, onderste kroonkafjes hebben 7 nerven. De bovenste, tweenervige kroonkafjes zijn evenlang als de onderste en aan de voet behaard. De groengele helmknoppen zijn 7-8 mm lang.
De 6-8 mm lange vrucht, zaad genoemd, is een graanvrucht, waarbij de omhullende kafjes vergroeid zijn met de vrucht.
Zandhaver komt voor op stuifduinen, langs het IJsselmeer en langs spoorwegen.