nomes no trilho de navegação
Myrmica sancta Karawajew, 1926
Myrmica bessarabica : Atanassov and Dlusskij 1992 , nec Nasonov, 1889
Records
(Map 13): Bulgaria ( Agosti and Collingwood 1987a ); Sofia Basin: Sofia ( Antonova 2005 , Antonova and Penev 2006 , 2008 ), near Vladaya vill. ( Antonova and Penev 2008 ); Lyulin Mt. [ Atanassov and Dlusskij 1992 (as Myrmica bessarabica )]; Strandzha Mt.: Malko Tarnovo ( Seifert 1988a ); Rila Mt.: Kostenets [ Atanassov and Vassileva 1976 and Hubenov et al. 1998 (as Myrmica sancta )]; Southern Black Sea coast: Sozopol ( Seifert 1988a ).
Notes:
After examination of the “holotype” of Myrmica bessarabicaSeifert (2002a) found that there is a discrepancy between Nasonov’s original description and the characteristics of this specimen, and proposed considering Myrmica bessarabica incertae sedis in the genus Myrmica , and revived the name Myrmica specioides from synonymy (see also Radchenko and Elmes 2004 ).
Material examined
1 [[worker]], lectotype of T. silvestrianum Emery (hereby designated): „ ManresaSilvestri / Typus / Tetramorium silvestrianum EmeryTypus / Myrmica nec Tetramorium MF[label most likely by B. Poldi] / LectotypusTetramorium silvestrianum Emery des. R. Guesten, A. Schulz & M. Sanetra 2005“ ( MCSN ) ; 1 [[worker]], „ Solden (A.), 9.VII. 20 / Tetramorium silvestrianum Em. var.!, Santschi det. 1926 / Sammlung Dr. F. Santschi, Kairouan ( NHMB )“ .
De duinsteekmier (Myrmica specioides) ook "agressieve steekmier" genoemd, is een kwetsbare soort in Vlaanderen. Het is een warmteminnende soort van droge zandgronden, uitgestrekte droge heidegebieden en droge, schrale graslanden. Deze mier komt vooral voor langs de kust in stuifduinen, op zandbodems in de Kempen en ook in de Oost-Vlaamse rivierduinrelicten. In Nederland slechts bekend van een klein aantal vindplaatsen, maar is waarschijnlijk algemener dan tot dusverre verondersteld. De bruidsvluchten vinden plaats van juli tot september.
Europa, van Spanje tot in West-Rusland, noordelijk tot Denemarken; ook bekend uit Engeland (Kent). De vrouwelijke kasten zijn in het verleden dikwijls verwisseld met die van M. scabrinodis, wat de interpretatie van literatuurgegevens bemoeilijkt.
Warmteminnende soort. Volgens Seifert (1988b) de dominante Myrmica-soort in warme graslanden met een goed ontwikkelde kruidlaag. Bruidsvluchten in augustus en september. Nesten zitten in de grond en in graszoden, net als M. scabrinodis dikwijls in de directe omgeving van of in nestbulten van Lasius flavus, waarvan het broed wordt buitgemaakt. Bouwt soms zelf een nestheuvel van aarde. Predeert op insecten in de strooisellaag en op hun mierenburen, maar houden ook blad- en wortelluizen. Grootste bekende nest bevatte ca. 2500 werksters, maar gemiddeld zijn het er enige honderden. De volken zijn doorgaans mono- of oligogyn, maar soms polygyn (eenmaal 60 koninginnen in een nest) (Seifert 1988b, 1993a, 1996).
De duinsteekmier (Myrmica specioides) ook "agressieve steekmier" genoemd, is een kwetsbare soort in Vlaanderen. Het is een warmteminnende soort van droge zandgronden, uitgestrekte droge heidegebieden en droge, schrale graslanden. Deze mier komt vooral voor langs de kust in stuifduinen, op zandbodems in de Kempen en ook in de Oost-Vlaamse rivierduinrelicten. In Nederland slechts bekend van een klein aantal vindplaatsen, maar is waarschijnlijk algemener dan tot dusverre verondersteld. De bruidsvluchten vinden plaats van juli tot september.
Myrmica specioides (лат.) — вид мелких муравьёв рода Myrmica (подсемейство мирмицины)[1].
Европа, Кавказ, Иран, Туркмения, Турция, юг Западной Сибири, северный Казахстан[1]. Россия, Украина, Грузия[2]. В 2009 году впервые зафиксирован в качестве инвазивного вида в США: обнаружен в почве сухого садового луга в Олимпии (штат Вашингтон, 47°08,483' с.ш., 122°58,579' з.д., на высоте 116 футов)[3].
Мелкие желтовато-коричневые муравьи длиной около 4 мм с длинными шипиками заднегруди (голова и брюшко темнее). Лоб узкий, лобные валики не увеличенные в основании и с небольшими лопастями, волоски на голенях и усиках более короткие, чем у близкого вида Myrmica scabrinodis. Усики 12-члениковые (у самцов 13-члениковые). Скапус усиков самцов короткий. Стебелёк между грудкой и брюшком состоит из двух члеников: петиолюса и постпетиолюса (последний четко отделен от брюшка), жало развито, куколки голые (без кокона). Брюшко гладкое и блестящее. Экология малоизучена. Муравейники располагаются под землёй, под камнями. Образ жизни M. specioides сходен с M. scabrinodis, но предпочитает более тёплые и сухие условия микроклимата, сосуществуя с Myrmica schencki во многих луговых условиях[1]. Агрессивный хищный вид. Семьи полигинные, включают несколько маток и около тысячи рабочих. брачный лёт крылатых половых особой происходит в августе и сентябре. Охотится на мелких беспозвоночных, в том числе на обитающих рядом муравьёв Lasius flavus. Собирают сладкую падь у тлей[3].
Включён в видовой комплекс Myrmica specioides-complex из группы видов Myrmica scabrinodis-group. Вид был впервые описан в 1918 году бельгийским энтомологом Jean Bondroit (1882—1952) по материалам из Бельгии[4]. Восточные популяции ранее рассматривались в качестве отдельного вида под названием Myrmica sancta Karavaiev, 1926[1][5][6][7].
