De korsthoutskoolzwam (Kretzschmaria deusta, synoniemen Hypoxylon deustum en Ustulina deusta) behoort tot de familie van de Xylariaceaen en leeft zowel parasitair als saprofytisch op verschillende loofbomen. Vooral lindebomen en beuken worden door de schimmel aangetast. De korsthoutskoolzwam komt veel voor in Europa en Noord-Amerika en is zowel parasitisch als saprobiontisch, vooral bij beuken. De schimmel veroorzaakt wortelrot en stambasisrot en zelden zacht rot in de hogere delen van de boom.
De korsthoutskoolzwam vormt een korstvormig, zwartwit stroma met onregelmatig gevormde randen, dat 0,2–2 cm dik is. Het oppervlak is grof, onregelmatig dik-bultig. De perithecium-openingen vormen putjes in het oppervlak. Het stroma is zeer hard en bij het ouder worden voelt het aan als houtskool. Binnenin het stroma zitten vele tot 1,5 mm brede, sferische tot eivormige peritheciën. het sporenpoeder is zwart. In het voorjaar worden de conidiën gevormd, die dan een grijze, dunne laag op het stroma vormen.
De sporenzakjes hebben een cilindrische steel en zijn ongeveer 410–480 micrometer lang en 10–14 µm breed. De top van de ascus kleurt blauw met Melzers reagens. De gladde sporen zijn onregelmatig elliptisch en hebben 2 lichtgekleurde oliedruppels en een in de lengte lopende kiemopening. De kiemopening loopt niet helemaal langs de spore. Ze zijn 27–35(–38) × 7–9 µm. De sporen rijpen in de herfst.