nomes no trilho de navegação
Vandeleuria nolthenii és una espècie de rosegador de la família dels múrids. És endèmica dels altiplans centrals de Sri Lanka, on viu a altituds d'entre 1.320 i 2.310 msnm. Es tracta d'un animal nocturn i arborícola. El seu hàbitat natural són els boscos montans perennifolis. Està amenaçada per l'expansió dels camps de conreu i la tala d'arbres.[1] Aquest tàxon fou anomenat en honor d'Adriaan Constant Tutein-Nolthenius.[2]
Vandeleuria nolthenii és una espècie de rosegador de la família dels múrids. És endèmica dels altiplans centrals de Sri Lanka, on viu a altituds d'entre 1.320 i 2.310 msnm. Es tracta d'un animal nocturn i arborícola. El seu hàbitat natural són els boscos montans perennifolis. Està amenaçada per l'expansió dels camps de conreu i la tala d'arbres. Aquest tàxon fou anomenat en honor d'Adriaan Constant Tutein-Nolthenius.
Nolthenius's long-tailed climbing mouse (Vandeleuria nolthenii), also known as Sri Lanka highland tree mouse or Podi-gas-miya (Sinhala: ශ්රී ලංකා ගස් මීයා), is a species of rodent in the family Muridae. The species is endemic to the highlands of Sri Lanka. It is a nocturnal arboreal mouse, which is named after A. C. Tutein-Nolthenius, an amateur zoologist who collected the first specimens in 1929.[2]
The body is 8 cm (3 in) – 9 cm (4 in), with a 12 cm (5 in) - 13 cm (5 in) tail. It has dark reddish brown dorsally and is darker on the back. Underparts gray. Dark brown face. Dark brown tail and ears. Long whiskers are black, short ones are silvery in color. Back fur long, soft, and dense.
Nolthenius's long-tailed climbing mouse (Vandeleuria nolthenii), also known as Sri Lanka highland tree mouse or Podi-gas-miya (Sinhala: ශ්රී ලංකා ගස් මීයා), is a species of rodent in the family Muridae. The species is endemic to the highlands of Sri Lanka. It is a nocturnal arboreal mouse, which is named after A. C. Tutein-Nolthenius, an amateur zoologist who collected the first specimens in 1929.
Vandeleuria nolthenii es una especie de roedor de la familia Muridae.
Se encuentra sólo en Sri Lanka.
Datos: Q1768897
Multimedia:
Especies: Vandeleuria nolthenii
Vandeleuria nolthenii Vandeleuria generoko animalia da. Karraskarien barruko Murinae azpifamilia eta Muridae familian sailkatuta dago.
Vandeleuria nolthenii Vandeleuria generoko animalia da. Karraskarien barruko Murinae azpifamilia eta Muridae familian sailkatuta dago.
Vandeleuria nolthenii est une espèce de rongeurs de famille des Muridaeet du genre Vandeleuria, endémique du Sri Lanka. L'Union internationale pour la conservation de la nature la considère comme « en danger » sur sa liste rouge.
L'espèce est endémique des massifs du centre du Sri Lanka[2].
L'Union internationale pour la conservation de la nature la distingue comme espèce « en danger » (EN) sur sa liste rouge[2].
Vandeleuria nolthenii est une espèce de rongeurs de famille des Muridaeet du genre Vandeleuria, endémique du Sri Lanka. L'Union internationale pour la conservation de la nature la considère comme « en danger » sur sa liste rouge.
Vandeleuria nolthenii (Phillips, 1929) è un roditore della famiglia dei Muridi endemico dello Sri Lanka.[1][2]
Roditore di piccole dimensioni, con la lunghezza della testa e del corpo tra 85 e 87 mm, la lunghezza della coda tra 123 e 127 mm, la lunghezza del piede di 20 mm, la lunghezza delle orecchie di 14 mm.[3]
La pelliccia è relativamente lunga, densa e molto soffice. Le parti dorsali sono bruno-rossastre scure, più scure sul dorso e più rossastre sui fianchi, mentre le parti ventrali sono grigio-biancastre. La base dei peli è ovunque grigio scura. Le orecchie sono relativamente corte, grigio scure, prive di peli e parzialmente nascoste nella pelliccia. Le vibrisse sono molto lunghe, nerastre e numerose. I piedi sono scuri. La coda è lunga circa una volta e mezza la testa ed il corpo, è uniformemente grigio scura e ricoperta di scaglie e di corti peli.
È una specie arboricola e notturna. Costruisce nidi di foglie secche all'interno di cavità degli alberi.
Si nutre di frutta, semi, granaglie e piccoli insetti.
Femmine con quattro piccoli ciascuna sono state osservate nei primi giorni di aprile.
Questa specie è endemica degli altopiani centrali dello Sri Lanka.
Vive nelle foreste montane sempreverdi tra 1.320 e 2.130 metri di altitudine.
La IUCN Red List, considerato l'areale limitato e frammentato e il continuo declino nella qualità del proprio habitat, classifica V.nolthenii come specie in pericolo (EN).[1]
Vandeleuria nolthenii (Phillips, 1929) è un roditore della famiglia dei Muridi endemico dello Sri Lanka.
Vandeleuria nolthenii is een knaagdier uit het geslacht Vandeleuria dat voorkomt in de bergen van de Sri Lankaanse provincies Uva en Central, op meer dan 1158 m hoogte.
V. nolthenii werd voor het eerst gevonden op het landgoed van de Brits-Nederlandse planter Adriaan Constant Tutein Nolthenius. De bioloog W.W.A. Phillips, die veel bijgedragen heeft aan de studie van de Sri Lankaanse fauna, beschreef het dier in 1929 als een ondersoort van Vandeleuria nilagirica (een soort die volgens de huidige inzichten alleen in Zuidwest-India voorkomt) en noemde de boommuis naar Nolthenius. Aanvankelijk werd V. nolthenii ook door andere onderzoekers tot V. nilagirica gerekend, maar vanaf de jaren 60 werd de soort als ondersoort van de langstaartige Indische boommuis (V. oleracea) gezien, de meest wijdverbreide soort van het geslacht. Sinds 1979 wordt de Sri Lankaanse vorm echter weer als een aparte soort gezien op basis van morfologische verschillen.
V. nolthenii is een grotere vorm met een relatief langere staart en grotere schedel en een lange, dichte vacht. De bovenkant van het lichaam is donkerbruin, de onderkant donkergrijs. In een aantal van deze kenmerken lijkt V. nolthenii op V. nilagirica. Deze soort is 's nachts actief en eet fruit en knoppen. In gevangenschap kunnen ze overleven op brood, melk en fruit. V. nolthenii maakt een nest van dode bladeren in een boomholte.
Vandeleuria nolthenii is een knaagdier uit het geslacht Vandeleuria dat voorkomt in de bergen van de Sri Lankaanse provincies Uva en Central, op meer dan 1158 m hoogte.
V. nolthenii werd voor het eerst gevonden op het landgoed van de Brits-Nederlandse planter Adriaan Constant Tutein Nolthenius. De bioloog W.W.A. Phillips, die veel bijgedragen heeft aan de studie van de Sri Lankaanse fauna, beschreef het dier in 1929 als een ondersoort van Vandeleuria nilagirica (een soort die volgens de huidige inzichten alleen in Zuidwest-India voorkomt) en noemde de boommuis naar Nolthenius. Aanvankelijk werd V. nolthenii ook door andere onderzoekers tot V. nilagirica gerekend, maar vanaf de jaren 60 werd de soort als ondersoort van de langstaartige Indische boommuis (V. oleracea) gezien, de meest wijdverbreide soort van het geslacht. Sinds 1979 wordt de Sri Lankaanse vorm echter weer als een aparte soort gezien op basis van morfologische verschillen.
V. nolthenii is een grotere vorm met een relatief langere staart en grotere schedel en een lange, dichte vacht. De bovenkant van het lichaam is donkerbruin, de onderkant donkergrijs. In een aantal van deze kenmerken lijkt V. nolthenii op V. nilagirica. Deze soort is 's nachts actief en eet fruit en knoppen. In gevangenschap kunnen ze overleven op brood, melk en fruit. V. nolthenii maakt een nest van dode bladeren in een boomholte.
Multimedia w Wikimedia Commons Myszeczka cejlońska[2] (Vandeleuria nolthenii) – gatunek gryzoni z rodziny myszowatych, występujący endemicznie na Cejlonie.
Gatunek został opisany naukowo w 1929 roku przez W. Phillipsa. Pierwotnie uznawana za podgatunek myszeczki pięknej (V. nilagirica), później została uznana za podgatunek myszeczki orientalnej (V. oleracea). Wyróżnia ją jednak górskie środowisko życia, ubarwienie: ciemny rudobrązowy grzbiet i szary spód ciała, a także cechy morfologiczne: szczególnie długi ogon i większa czaszka niż u myszeczki orientalnej również żyjącej na Cejlonie, ale na mniejszych wysokościach nad poziomem morza[3].
Myszeczka cejlońska żyje wyłącznie w górach środkowej części Cejlonu (Prowincja Środkowa[1], choć holotyp pochodził z Prowincji Uwa[3]). Występuje na wysokości od 1320 do 2310 m n.p.m. Prowadzi nadrzewny, nocny tryb życia, żyje w górskich lasach wiecznie zielonych[1].
Myszeczka cejlońska jest uznawana za gatunek zagrożony wyginięciem, liczebność jej populacji maleje i są one rozproszone. Zamieszkuje obszar od 11 do 500 km². Największym zagrożeniem dla gatunku jest utrata środowiska w związku z wycinką lasów i ekspansją upraw. Nie jest chroniona prawnie, występuje w jednym rezerwacie[1].
Myszeczka cejlońska (Vandeleuria nolthenii) – gatunek gryzoni z rodziny myszowatych, występujący endemicznie na Cejlonie.
Vandeleuria nolthenii[2][3] är en däggdjursart som beskrevs av Phillips 1929. Vandeleuria nolthenii ingår i släktet Vandeleuria, och familjen råttdjur.[4][5] IUCN kategoriserar arten globalt som starkt hotad.[1] Inga underarter finns listade.[4]
Detta råttdjur förekommer endast i två mindre områden i centrala Sri Lanka. Arten vistas i bergstrakter mellan 1300 och 2100 meter över havet. Regionen är täckt av städsegröna bergsskogar. Individerna är främst aktiva på natten och vistas vanligen i träd.[1]
Wikimedia Commons har media som rör Vandeleuria nolthenii.
Wikispecies har information om Vandeleuria nolthenii.
Vandeleuria nolthenii är en däggdjursart som beskrevs av Phillips 1929. Vandeleuria nolthenii ingår i släktet Vandeleuria, och familjen råttdjur. IUCN kategoriserar arten globalt som starkt hotad. Inga underarter finns listade.
Detta råttdjur förekommer endast i två mindre områden i centrala Sri Lanka. Arten vistas i bergstrakter mellan 1300 och 2100 meter över havet. Regionen är täckt av städsegröna bergsskogar. Individerna är främst aktiva på natten och vistas vanligen i träd.
Vandeleuria nolthenii là một loài động vật có vú trong họ Chuột, bộ Gặm nhấm. Loài này được Phillips mô tả năm 1929.[1]
Vandeleuria nolthenii là một loài động vật có vú trong họ Chuột, bộ Gặm nhấm. Loài này được Phillips mô tả năm 1929.
놀테니우스긴꼬리나무타기쥐 또는 스리랑카고지대나무쥐(Vandeleuria nolthenii)는 쥐과에 속하는 설치류의 일종이다. 스리랑카에서만 발견된다.
머리부터 몸까지 길이는 8~9cm이고, 꼬리 길이는 12~13cm이다. 등 쪽은 진하고 불그스레한 갈색을 띠며, 등 쪽으로 갈수록 진하다. 하체는 회색이다. 얼굴과 꼬리, 귀는 진한 갈색이다. 검은 색의 긴 수염을 갖고 있으며, 짧은 수염은 은빛을 띤다. 등 쪽의 털은 길고 부드러우며 무성하다.
