Krulloten is de naam die in Suriname gegeven werd aan een ziekte in de cacao. Deze ziekte zorgde ervoor dat in een paar jaar tijd de productie van cacao in Suriname afnam van bijna 4 ½ miljoen kilogram in 1895 tot ongeveer 850.000 kilogram in 1904. De ziekte wordt veroorzaakt door een schimmel. Door Gerold Stahel werd deze ziekte in 1895 voor het eerst beschreven. Na dat jaar verspreidde de ziekte zich in hoog tempo door Midden – en Zuid-Amerika.
De eerste die deze schimmel determineerde was Jan Ritzema Bos. Hij stelde de naam Taphrina theobromae voor. In 1908 werd deze naam door van Hall en Drost herzien in Colletotrichum luxificum. Uitgebreid onderzoek door Gerold Stahel deed de naam in 1915 veranderen in Marasmius perniciosus. Zijn publicatie uit 1919 over deze ziekte bleef internationaal jarenlang het standaardwerk. In 1942 stelde Singer de naam Crinipellis perniciosa voor. De wetenschappelijke naam die Stahel had gebruikt was echter zo ingeburgerd dat deze nog langgebruikt werd. In 2005 wordt door DNA-onderzoek duidelijk dat de krullotenziekten nauw verwant is aan een andere beruchte ziekte in de cacao namelijk Moniliasis of schilrot (Moniliophthera roreri). De ziekte krijgt daarom zijn huidige wetenschappelijke naam Moniliophthora perniciosa.
De ziekte vertoont zich in drie vormen, de krulloten, versteende vruchten en sterbloesem.
De eerste twee vormen leidden tot de bekende heksenbezems. In het Engels is de ziekte dan ook bekend als witches broom, in het Frans als balai de sorciere, in het Spaans als escoba de bruja en in het Portugees als vassoura de buxa.
Het verlies door de ziekte was enorm, meer dan de helft van de vruchten ging vaak verloren. Doordat veel plantages volledig afhankelijk waren van de cacaocultuur betekende dit verlies in veel gevallen het faillissement van de eigenaar. Voorbeelden waren de plantages Tyronne en Frederiksdorp.
De ziekte werd eerst bestreden door het spuiten van Bordeauxse pap. Dat bleek niet effectief omdat de schimmel de cacaoboom infecteert op het moment dat de knoppen net opengaan. Dat betekende dat er bijna continu gespoten zou moeten worden. Proeven op plantage Maasstroom leerden dat fors snoeien in de droge tijd en direct verbranden van het gesnoeide hout de meest effectieve bestrijdingsmethode was. Deze methode werd jarenlang in vele landen in Midden- en Zuid-Amerika toegepast. Daarna is men overgegaan tot het aanplanten van resistente rassen.
De ziekte sprak zeer tot de verbeelding zoals blijkt uit de Surinaamsche Almanak van 1906:
In 1904 verscheen er een boekje van de Surinaamse schrijver en dichter G.G.T. Rustwijk over de ziekte: Toespraak en bede tot de krulloot gevolgd door antwoord van de krulloot sluitend met een opwekkend woord (iets voor denkers): licht en schaduw.
Bronnen, noten en/of referenties