Lork (Larix), larix of lariks[1] is een geslacht van coniferen. Het geslacht is het enige algemeen in West-Europa voorkomende geslacht dat in de winter zijn naalden laat vallen. Larix komt voor in de koelere gematigde streken op het noordelijk halfrond. De bomen worden zo'n 15-30 m hoog, hebben een open kroon en knobbelige takken. De kleine naaldachtige bladeren zijn in de lente eerst heldergroen, worden dan zachtgroen en in de herfst kleuren ze fel geel-oranje.
De twijgen kennen twee vormen: de lange loten en de dwergloten. Aan de lange loten van 10-50 cm staan de naalden (bladeren) solitair, aan de dwergloten van 2 tot 5 mm staan ze in dichte bundels van tien tot twintig stuks.
De mannelijke kegels verschijnen net even eerder dan de bladeren en bestaan uit dichte bundels gelige meeldraden.
De schubbige vrouwelijke kegels groeien verticaal aan de lange loten. Eerst zijn ze groen, rood of paars van kleur; na bevruchting rijpen ze in ongeveer een halfjaar tot grauwbruine frommelige kegeltjes van 1-5 cm groot.
De Europese lork (Larix decidua) komt van nature voornamelijk voor in de Alpen en de Karpaten, nabij de boomgrens, maar wordt in sommige tuinen en parken ook aangeplant als sierboom. De in de Nederlandse bossen voorkomende larix is meestal een kruising van deze Europese larix met de Japanse larix (Larix kaempferi). De kruising Larix × marschlinsii (synoniem: Larix × eurolepis) groeit bijzonder snel en is dus geschikt voor de bosbouw en als houtleverancier.
De Siberische taiga wordt voor een belangrijk deel beheerst door twee soorten: de Siberische larix (Larix sibirica) in West-Siberië en de Aziatische larix (Larix gmelinii) in Oost-Siberië.
Larixhout, dikwijls ook lorkenhout genoemd, is duurzaam, watervast en sterk. Het is de meest duurzame Europese naaldhoutsoort. Het wordt onder andere gebruikt voor omheiningen, als bouwhout (zowel binnen als buiten), en voor scheepsrompen. Het kernhout is donker-roodbruin en tekent zich scherp af tegen het bleekbruine spinthout.
Als in de omgeving van een larix populieren staan, kan hij aangetast worden door de roest Melampsora larici-populina.
Bronnen, noten en/of referenties... · Abies (Zilverspar) · Cedrus (Ceder) · Larix (Lork) · Picea (Spar) · Pinus (Den) · Pseudotsuga (Douglasspar) · Tsuga (Hemlockspar) · ...
Lork (Larix), larix of lariks is een geslacht van coniferen. Het geslacht is het enige algemeen in West-Europa voorkomende geslacht dat in de winter zijn naalden laat vallen. Larix komt voor in de koelere gematigde streken op het noordelijk halfrond. De bomen worden zo'n 15-30 m hoog, hebben een open kroon en knobbelige takken. De kleine naaldachtige bladeren zijn in de lente eerst heldergroen, worden dan zachtgroen en in de herfst kleuren ze fel geel-oranje.