Vleermuizen (orde Chiroptera, ook wel handvleugeligen genoemd) zijn zoogdieren die echt kunnen vliegen (in tegenstelling tot zweven). Hiertoe zijn hun vleugels voorzien van een vlieghuid die tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart zit. Er zijn veel soorten vleermuizen. Sommige zeldzame soorten komen slechts op één enkele locatie voor (meestal een grot). Wereldwijd zijn er ruim 1.100 soorten, waardoor meer dan één op de vijf zoogdiersoorten een vleermuis is.
Een van de eerste vleermuizen was Icaronycteris, waarvan fossielen zijn gevonden die dateren van 54 miljoen jaar geleden, uit het Eoceen.
In het verleden werden de vleermuizen in twee onderordes ingedeeld: Megachiroptera (grote vleermuizen) en Microchiroptera (kleine vleermuizen). De eerste groep bestaat uit grotere soorten, die zich meestal op het zicht oriënteren en die vaak fruit eten; de vleerhonden behoren hiertoe. De tweede groep bestaat vrijwel alleen uit vleeseters, die zonder uitzondering gebruikmaken van echolocatie. Tot deze groep behoren alle andere vleermuizen. Genetisch onderzoek heeft echter aangetoond dat de families Rhinolophidae (hoefijzerneuzen), Hipposideridae (bladneuzen van de Oude Wereld), Megadermatidae (grootoorvleermuizen), Craseonycteridae (hommelvleermuis) en Rhinopomatidae (klapneuzen) in feite nauwer verwant zijn aan de vleerhonden dan aan de andere kleine vleermuizen. Daarom worden ze nu samen met de vleerhonden in de onderorde Pteropodiformes (ook wel Yinpterochiroptera) ingedeeld, terwijl de overgebleven Microchiroptera de onderorde Vespertilioniformes vormen.
In Nederland en België zijn twintig soorten gladneuzen en twee soorten hoefijzerneuzen waargenomen, waarvan een groot deel schaars, zeldzaam of zeer zeldzaam is.[1][2] Hoefijzerneuzen zijn in Nederland en België zeer zeldzaam. Ongeveer acht soorten gladneuzen komen in Nederland en Vlaanderen (plaatselijk) vrij algemeen voor: de watervleermuis, de ruige en de gewone dwergvleermuis, de (gewone) grootoorvleermuis, de rosse vleermuis, de laatvlieger, de baardvleermuis en de meervleermuis.[3][4][5][6]
Europese vleermuizen eten meestal insecten, die in de avondschemer in de lucht gevangen worden met behulp van echolocatie. Omdat er 's winters nauwelijks insecten rondvliegen, houden de in Nederland en België voorkomende soorten een winterslaap, waarbij ze hun metabolisme tot een uiterst laag pitje terugdraaien en hun lichaamstemperatuur maar net boven het vriespunt blijft. Vleermuizen paren vóór de winter, maar de eisprong en bevruchting treden pas een paar maanden later op. Meestal is er maar één jong; dat wordt gezoogd en blijft tijdens de jacht van de moeder op de slaapplaats hangen. Vleermuizen kunnen tot tientallen jaren oud worden en planten zich maar langzaam voort. Ze zijn meestal zeer trouw aan hun standplaats en overwinteringsplaats.
Veel vleermuissoorten zijn trogloxenen; ze slapen en overwinteren in vaak grote aantallen in grotten of, bij gebrek aan grotten, in ijskelders, bunkers en forten. Sommige vleermuizen overwinteren ook in boomholten, terwijl dwergvleermuizen hoofdzakelijk in huizen (in de spouw of op zolder) overwinteren. In de zomer verkiezen ze plaatsen die warmer zijn dan bunkers en forten, en komen ze veelvuldig voor op zolders en kerkzolders. Ze hangen daar overdag met hun hoofd naar beneden. Ze kunnen ook ondersteboven in bunkers hangen of aan takken van bomen, onder afdakjes enzovoort. 's Avonds vliegen vleermuizen uit. Ze zijn in de schemering goed te herkennen, in de eerste plaats omdat er in de schemering weinig vogels vliegen en in de tweede plaats omdat hun vlucht nogal afwijkend is. Op jacht naar vliegende insecten hebben ze een zeer onregelmatige vlucht, ze kunnen snel hun vliegrichting aanpassen. Deze vleermuizen zenden namelijk ultrasone geluiden uit die op een prooi weerkaatsen en weer opgevangen worden. Zo kan de vleermuis de afstand tot zijn prooi en omgeving inschatten en vliegt hij opmerkelijk veilig. Vleermuizen kunnen in een volledig donkere kamer vliegen waarin zeer dunne draden gespannen zijn, zonder deze te raken.
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zijn vleermuizen niet blind.[7] Bij de eerste onderzoeken naar de mogelijkheid van vleermuizen in het donker te vliegen zonder tegen obstakels aan te botsen, moest Lazzaro Spallanzani vleermuizen blind maken.[8]
De meeste vleermuissoorten zijn promiscue, maar er zijn ook monogame soorten.[9]
Vleermuizen zijn door hun gewoonte om in groepen te rusten zeer kwetsbaar. Bij instorting, overstroming en dergelijke kan een hele kolonie worden verwoest. Ook planten vleermuizen zich traag voort. Sommige soorten zijn pas na enige jaren geslachtsrijp, en een worp bestaat vaak uit niet meer dan één jong.
Door de beschadiging van hun biotoop is enige vleermuisbescherming nodig. Goede roestplaatsen overdag (holle bomen) en goede overwinteringsplaatsen, met zeer weinig verstoring, veiligheid voor roofdieren en de mens, en een temperatuur die 's winters niet onder het vriespunt zakt, zijn schaars. Gecultiveerde landschappen worden vaak armer aan insecten. Veel vleermuizen hebben om zich te oriënteren 'corridors' nodig van heggen of bomenrijen om zich over grotere afstanden te kunnen verplaatsen: ze begeven zich niet graag ver van een peilbaar echobaken. In de Europese Unie zijn alle soorten bij wet beschermd.
België en Nederland werden op 4 december 1991 partij bij het EUROBATS-verdrag (Agreement on the Conservation of Populations of European Bats).
Alle Belgische en Nederlandse vleermuizen zijn beschermde dieren.
Sommige mensen vinden vleermuizen angstaanjagend. Mogelijk gevoed door het feit dat enkele kleine soorten (vampiervleermuizen, uitsluitend in Zuid-, Midden- en (als dwaalgasten) zuidelijk Noord-Amerika) van bloed leven, worden vleermuizen geassocieerd met vampiers. Dat klopt echter niet, omdat vampiervleermuizen, anders dan graaf Dracula en zijn soortgenoten, hun slachtoffers bijvoorbeeld niet leegdrinken. Ook drinken ze meestal niet bij mensen, maar bij dieren bloed. Wel kunnen vampiervleermuizen ziekten, zoals hondsdolheid en MERS, overbrengen[10].
Er doen verhalen de ronde dat vleermuizen per ongeluk in het haar van mensen vast komen te zitten. Hoewel niet onmogelijk, is dit wel bijzonder onwaarschijnlijk. Een losse haar is voor vleermuizen weliswaar niet te peilen, maar een hele bos haar (en, nog belangrijker, het hoofd dat daaronder zit) is met behulp van echolocatie goed te ontwijken. Sommige harige motten maken wel gebruik van hun beharing om zich moeilijker vindbaar te maken voor de vleermuis.
In de iconografie is een vleermuis het symbool van de gepersonifieerde nacht.[11] De vleermuis is ook een populair symbool bij bijvoorbeeld spookhuizen, in griezelverhalen en in de gothic-subcultuur. Verder zijn vleermuispoppetjes ook wel in gebruik bij speleologen als een speelse mascotte die hun hobby symboliseert.
Geslacht Myotis
Geslacht Grootoorvleermuizen (Plecotus)
Geslacht Dwergvleermuizen (Pipistrellus)
Geslacht Eptesicus
Geslacht Vespertilio
Geslacht Nyctalus
Geslacht Barbastella
Geslacht Rhinolophus
Geslacht Myotis
Geslacht Nyctalus
Geslacht Eptesicus
Geslacht Pipistrellus (dwergvleermuizen)
Geslacht Plecotus (grootoorvleermuizen)
Geslacht Vespertilio
Geslacht Barbastella
Vleermuizen (orde Chiroptera, ook wel handvleugeligen genoemd) zijn zoogdieren die echt kunnen vliegen (in tegenstelling tot zweven). Hiertoe zijn hun vleugels voorzien van een vlieghuid die tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart zit. Er zijn veel soorten vleermuizen. Sommige zeldzame soorten komen slechts op één enkele locatie voor (meestal een grot). Wereldwijd zijn er ruim 1.100 soorten, waardoor meer dan één op de vijf zoogdiersoorten een vleermuis is.