Glassponzen (Hexactinellida) zijn een klasse van sponsdieren (Porifera), die worden gekenmerkt door een skelet bestaande uit vier en/of zespuntige spicula van kiezel (SiO2). Een bekende vertegenwoordiger van deze klasse is het Venusmandje (Euplectella aspergillum).
Glassponzen worden 10 tot 30 centimeter hoog en hebben de vorm van een kom. Hun lichaam is relatief symmetrisch en bestaat grotendeels uit syncytium. De epidermische cellen die andere sponssoorten hebben zijn bij glassponzen afwezig. Veel van hun cytoplasma wordt niet in afzonderlijke cellen verdeeld door wanden, maar vormt een grote massa met meerdere celkernen.
Glassponzen leven lang, maar hun exacte levensverwachting is lastig na te gaan. De AnAge Database vermeldt 15.000 jaar als levensverwachting van deze sponzen.[1]
Glassponzen zijn niet veelvoorkomend. Ze leven doorgaans op een diepte van 400 tot 900 meter, hoewel de soort Oopsacas minuta ook in ondiepere wateren is aangetroffen. De soorten uit deze klasse komen wereldwijd voor, maar het meest in de zeeën rond Antarctica.[2] Voor de kusten van Brits-Columbia en Washington zijn enkele riffen van glassponzen te vinden.
De oudste fossiele resten van glassponzen dateren uit het vroege Cambrium of late Neoproterozoïcum. Als fossiel zijn ze gerelateerd aan de demospongiae.
De klasse wordt onderverdeeld in twee subklassen:
Glassponzen (Hexactinellida) zijn een klasse van sponsdieren (Porifera), die worden gekenmerkt door een skelet bestaande uit vier en/of zespuntige spicula van kiezel (SiO2). Een bekende vertegenwoordiger van deze klasse is het Venusmandje (Euplectella aspergillum).